Rekenen
Binnen het rekenonderwijs kunnen we vier verschillende domeinen onderscheiden. Elk domein vraagt van de kinderen andere vaardigheden.
De 4 domeinen zijn:
- Getallen en getalbegrip
- Meten, meetkunde
- Verhoudingen
- Verbanden
In het basisonderwijs werken we met ons rekenonderwijs toe naar referentieniveaus. De referentieniveaus zijn ontwikkeld om er voor te zorgen dat er in het hele Nederlandse onderwijs duidelijke doelen zijn om naar toe te werken. Het referentieniveau beschrijft wat leerlingen moeten beheersen. Voor het basisonderwijs zijn dit er twee 1F (het fundamentele niveau en 1S (het streefniveau). Niveau 1 F is wat de leerlingen minimaal moeten behalen, voor leerlingen die niveau 1F niet halen, moet een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld. Niveau 1S is wat we van de meerderheid van de kinderen verwachten te behalen als ze de basisschool gaan verlaten.
Om hieraan te werken gebruiken we o.a. de methode Semsom groep 1 t/m 4 en Getal en Ruimte Junior. De referentieniveaus zijn hierin opgenomen. Daarnaast bieden we de kinderen ook verschillende onderdelen van het rekenonderwijs aan, denkt u dan aan klokkijken, redactiesommen.
Verder geven we ons rekenonderwijs vorm door verschillende werkvormen en verschillende vormen van instructies in te zetten. We werken eerst aan het begrip van rekenen en rekenvaardigheden. Dat begint al in de kleuterklassen middels spelenderwijs ontdekken van rekenbegrippen en getalbeelden creëren.
In groep 3 en 4 gaan we verder met spelend leren en ontdekken van rekenvaardigheden. Het automatiseren van de geleerde vaardigheden gaat dan ook een rol spelen. Het is bijvoorbeeld belangrijk om sommen t/m 20 vlot uit te kunnen rekenen, het rekenen tot 100 is de verdere voedingsbodem van het verdere rekenen van hele getallen, kommagetallen, breuken, verhoudingen en procenten.
Vanaf groep 5 t/m 6 vindt er een uitbreiding plaats van de geleerde vaardigheden.